Wanneer de verjaardag van een kind samen valt met de verjaardag van een trauma.

Het is feest, bijna. We vieren 4 jaar Sofia. En zoals dat elk jaar wel het geval is, zit haar verjaardag de ganse maand januari onderhuids. Het leeft, het kriebelt, het jeukt. Er komen elk jaar opnieuw herinneringen naar boven die tot voor kort geheim waren gebleven; opgesloten in die koffer van die geboorte. Zelfbescherming, heet dat dan.

Ze is er…
4 jaar geleden werden wij voor de derde keer mama en papa. Van een pràchtige dochter, met een afwijking.
De bevalling liep vlot. Heel vlot. Alles zag er naar uit dat we het ziekenhuis niet zouden halen. De vroedvrouw controleerde en besloot alsnog richting spoed te trekken. Aan 135 kilometer per uur van ons huis richting de spoeddienst van het ziekenhuis in Menen, waar Sofia vlak na aankomst werd geboren. In een kil klein hok. Wit. En met schuifdeuren. Waar een spoedverpleger zich stoorde aan de ‘drama’ waarmee we binnen kwamen. Waar de vroedvrouwen (die telefonisch met aandrang naar de spoeddienst werden gevraagd toen we thuis vertrokken, zodat ze klaar zouden staan bij onze aankomst) door de snelheid waarin alles gebeurde bijna de verkeerde beslissing namen. En waarin onze eigen vroedvrouw de situatie zelf in handen nam, niet wetend waar ze zich aan kon verwachten, maar zich wel bewust dat het snel moest gaan. Sofia werd geboren. Met de helm op, zoals dat dan heet (tegelijk met het breken van de vliezen). Daar. In dat hokje op de spoedafdeling. Van de eerste wee tot die ene perswee, 50 minuten.

Ik heb haar niet vastgehad. Niet eens kunnen aankijken. Er lag een hoopje roze baby op wat doeken op die brancard. Ik zag een glimp van haar rugje. Ze werd ingewikkeld en meegenomen. Weg was ze.
Wat ik wél had gezien, was de blik op het gezicht van één van de vroedvrouwen. De horror. De ogen die vertelden: “Wat is dit?” en “Dit heb ik nog nooit gezien.”
Er was iets grondig mis.
Onze eigen gynaecoloog was van wacht en glipte langs spoed binnen, zei snel een goeiedag en ‘proficiat!’ (Wat klonk die proficiat vreemd in het tumult van de voorbije minuten) en ging snel onze dochter achterna, naar de neonatologie. Mijn vader belde. Voor de 10de keer geloof ik. Eindelijk nam Alexander op. Hij raakte niet binnen in ons huis. We hadden hem inderhaast opgebeld en waren richting ziekenhuis vertrokken zonder te wachten op een babysit voor slapende Lennard en Victoria. Hij vroeg snel hoe het was. We dùrfden niet eens vertellen dat het al voorbij was. Dat ze geboren was. Wat viel er te vertellen?
Ik wilde naar haar toe. Mijn moederinstinct nam het over. “Waar is ze? Wat is er mee?” Ik werd gerust gesteld. “Ze is heel erg klein, Ellen. En er is iets mee, ja. Maar we moeten even wachten. We zorgen er even voor dat je snel wordt opgelapt en dan nemen we je mee naar boven.” Ik werd gesust. Vanbinnen draaide de molen. Ik-heb-een-dochter, nee, wat-is-er-net-gebeurd, waar-is-ze-naar-toe, en ook, alles-komt-in-orde. De adrenaline nam het over. Ik beleefde in een waas.
De gynaecoloog kwam. Ik was zo blij haar terug te zien, want zíj had mijn kind gezien, mijn dochter. Ze legde uit wat er aan de hand was, en ook waar ik me aan kon verwachten. En dat we niet moesten schrikken. Ik ben nog steeds heel erg blij met haar waarschuwing. Maar op dit moment had ik het gehad. Ik wou naar haar toe. Ik moest het kunnen zíen. Zélf kunnen zíen.

Men zegt wel eens “Touch is the first language we speak”.

Sofia was al 20 minuten oud toen we haar zagen en konden vasthouden. Kostbare minuten. Eindelijk konden wij ‘verbinding maken’. Elkaar leren kennen. Eindelijk kon ik mijn moederlijf gerust stellen: ‘Ze is er!’ Wat de artsen zeiden, wat er boven mijn hoofd werd besproken,… ik weet niet meer. Ik had mijn dochter vast.
Of we wisten naar welke NICU we zouden willen gaan. (Huh?) En of ik met mijn pink eens aan haar verhemelte wou voelen. (Moet ik eens kijken of ze wou drinken misschien?) Mijn man en onze eigen vroedvrouw namen beslissingen in mijn plaats. Ik was weg van de wereld en had alleen maar oog voor haar. Ik wou het verband weg, ik wou het zíen. En ik wou borstvoeding geven. Zo snel mogelijk.
Er was overleg met de NICU van Brugge. Er werd een foto doorgestuurd. En de neonatoloog van wacht in Brugge besloot Sofia bij ons te laten.
Ik gaf de borst. En genoot zichtbaar van dat kleine hummeltje dicht bij mij.

Van de roes naar de nachtmerrie
Ik leefde die nacht op hormonen. En herinner me bizarre gesprekken met mijn man. “Zie je wel, het komt allemaal in orde. Ze hoeft niet naar een gespecialiseerd ziekenhuis! Ze doen daar wel een klever op en dat zal wel dichtgroeien.” En ik stelde mezelf ook telkens gerust: “Och, kijk, ze hebben dat mooie mutsje van ons over dat van het ziekenhuis zelf gedaan. Wat is ze toch mooi.” En ook al vond ik het vreemd dat ik haar op onze kamer (weg van de couveuse en de neonatale) borstvoeding mocht geven, en ze daarna nog anderhalf uur lang op mijn borst mocht blijven liggen, ik liet vooral dat negerende stemmetje in mijn hoofd aan het woord.

De ontnuchtering kwam samen met de ochtend. De hormonen waren uitgewerkt. De harde confrontatie nam hun plaats in. Alexander vertrok naar huis om de oudste kinderen op te pikken en hen mee te nemen naar hun zusje. Een vroedvrouw stak haar hoofd binnen en vroeg hoe het ging. Ik zag het lege wiegje in de babybox van de kamer voor het eerst. En ik huilde. Tranen met tuiten. Ik kon niet vatten wat er gebeurd was. De fijne roes van de nacht leek ineens een nachtmerrie. Dat wiegje moest weg. Ik wou dat het allemaal niet was gebeurd, dat ze nog veilig in mijn buik zat. Konden we de tijd gewoon niet terugspoelen?

Alle vreemde dingen van die nacht kregen een plaats: de artsen hadden niet verwacht dat ze de ochtend zou halen, gezien haar afwijking, dus hadden ze haar bij ons gelaten om ons toch nog die perfecte nacht samen te geven. Nu het ochtend was, en Sofia alle verwachtingen overtrof, werd besloten haar toch over te brengen naar een gespecialiseerde dienst om haar de beste kansen te kunnen geven.
Onze 2 oudste kinderen kwamen hun zusje bewonderen, achter glas. Vreugde om haar komst en verdriet om de situatie vloeiden in elkaar over. We durfden die ochtend pas dichte familie en vrienden op de hoogte brengen. Wat viel er ook te vertellen…? Ze wàs er, maar ook… wat nu?
De vreugde van een geboorte hoort niet in dezelfde zin thuis met ‘het is niet goed’.

De confrontatie
Ze kwamen haar halen. Met zo’n transportcouveuse. Een monstercouveuse op een brancard. Indrukwekkend was het wel, toen ze haar binnenreden op mijn kamer op materniteit. We moesten afscheid nemen. Hoe absurd was dat.
Onze kamer gaf uit op de uitgang van spoed. Ik zag haar één verdieping lager wegrijden. En mijn hart brak.
Ik had het gehad nu. Ik moest weg. We verzamelden alle spullen op de kamer en verlieten zo snel mogelijk het ziekenhuis. We maakten een tussenstop thuis. Ik kroop onder de douche en hoopte dat mijn tranen en zorgen mee zouden wegspoelen. Ik stond veel te lang onder de douche. Had geen tijdsbesef. De badkamer lag vol met handdoeken van de voorbije nacht. Stille getuigen van de grauwe werkelijkheid.

We trokken naar Brugge. Onze dochter achterna. De rit duurde lang. Te lang.
We mochten ons langs spoed melden en iemand zou ons naar de dienst brengen. Maar het was druk op spoed, en een verpleger stuurde ons de verkeerde kant uit. We kwamen de NICU binnen langs de branddeur die op een kiertje stond. Voor we het goed en wel beseften stonden we daar, met tassen en zakken, op mijn slippers, en met ongekamde haren. Tussen die prematuren… Op de dienst waar we hoopten nooit terecht te komen. Het personeel van de NICU schrok zelf toen we daar zo plots stonden. Ouders die er aankomen worden door het secretariaat opgevangen in de ouderruimte, er komt een arts en enkele verpleegkundigen bij en daarna kan je naar je kindje toe. Wij stonden in het midden van de NICU, 2 couveuses verwijderd van onze dochter. We kregen heel even de tijd om haar te zien, daarna brachten ze ons naar een kamer op de MIC, de materniteit met de complicaties.
Het zou onze thuis worden de volgende 6 dagen.

Dankbaarheid
De dagen en de weken die er op volgden leefden we als op een rollercoaster. We werden op een achtbaan gegooid waar we niet op waren voorbereid. Wie er allemaal berichtjes stuurde, wie op bezoek kwam, wie eens belde,… Ik weet het begot niet meer. Hier en daar een foto van een momentopname. Van wat bezoek. De eerste keer dat de grootouders haar zagen. Of die ene keer toen ze helemaal klaar was voor haar eerste grote operatie. Of toen ze voor het eerst weer haar ogen open deed. Of haar eerste pyjamaatje aan had. ‘Eerste keren’ die we in ons hoofd in een andere setting hadden willen zien.
Ik heb toen nooit de moed en de kracht gehad om iedereen persoonlijk te bedanken. Voor de deugddoende woorden, voor de warme schotels in de koelkast, voor de kaarsjes, voor de bezoekjes, voor het respect voor het verdriet waar we toen in zaten.
Maar ze deden enorm deugd. (Dus, dankjewel!)

PTSS
Pas maanden later werd duidelijk wat voor litteken haar geboorte had achtergelaten: het trauma van haar geboorte zat diep. Het verlamde me. Ik kreeg flashbacks langs de autostrade wanneer ik de NIC-ambulance zag rijden. En ik droomde dat ik haar kwijt was, elke nacht opnieuw. Ik werd overmand door verdriet toen ik langs de spoed binnen moest in het ziekenhuis met een zieke Sofia. Ik nam zelden baby’s in mijn armen die eerste jaren, want ik kon het niet verdragen om een kinderhoofdje vast te nemen en die babyhaartjes te voelen kriebelen. Ik was bang om wat de toekomst zou brengen, durfde amper plannen te maken. Een stuk negeerde ik ook wat er gaande was: ik zou bijvoorbeeld terug fulltime gaan werken in september… tot mijn werkgever zich luidop afvroeg of dat wel een goed idee was, nu ik een kindje met extra zorgen had. Of ik niet beter wat ouderschapsverlof opnam om de ziekenhuisbezoeken en doktersafspraken op te vangen.

Later zou ik leren dat ik PTSS had, posttraumatisch stress syndroom.
En ik ben niet alleen.
Ik vond herkenning – en nog erkenning – in het boek van Diana Koster. “Perfecte bevallingen bestaan niet.”
En ging naar een psycholoog.

En het gaat goed nu. Maar die grote doos, waarin ik alle indrukken, alle geuren, blikken, woorden, heb opgeslagen, die gaat binnenkort open. Want dat is nog niet verwerkt. Die ligt te loeren om toe te slaan. Dus wil ík een stap voor zijn. Binnenkort passen we EMDR toe. Om alle herinneringen los te koppelen van de emotie die er aan vast hangt. De verlammende emotie.
Wat overblijft is de herinnering zoals die is. Zodat ik niet meer te pas en te onpas overvallen word. Verlamd word.

Binnen enkele dagen is het 4 jaar geleden.
Het lijkt alsof het gisteren was.

Maar het verdriet slijt -spreekwoordelijk – met de jaren. Krijgt een plaats.
Mààkt plaats, voor zoveel moois met Sofia. Het zou nog een lange bumpy ride worden, waarbij haar aangeboren afwijking alleen maar een onderdeeltje van een groter geheel zou blijken te zijn.
Maar het heeft ons, naast wat foute genen, ook heel veel dankbaarheid en liefde gegeven. En veerkracht.
En een paar fantàstisch mooie blauwe ogen…

 

IMG_20180126_220718_543

4 gedachten over “Wanneer de verjaardag van een kind samen valt met de verjaardag van een trauma.

Voeg uw reactie toe

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: