Lieve Alexander.
Ventie.
Zesenveertig zou je vandaag geworden zijn. Zou je gehaat hebben. Want ouder worden was niet je ding. Maar vieren daarentegen… Het leven víeren. Dat je daarvoor vooraan in de rij zou gestaan hebben. Dat wel.
Eerlijk? Ik loop al de hele dag verloren. Voer hele gesprekken met jou in mijn hoofd. Schrijf je breinbrieven, die dan voor eeuwig en altijd lijken te verdwalen in mijn hoofd en geen weg vinden op een blad papier. Onrust in mijn lijf. Hersenspinsels over alles en niets. Geen idee hoe het komt, maar toen de warme stralen vanmorgen in de douche de gedachten deden stromen, bedacht ik me ineens dat jij – exact – vierenveertig jaar, vier maanden en vier dagen oud mocht worden. Misschien moet ik het nog eens bij je mama navragen. Straks klop je daar nog maar eens ‘exact vier uren’ bij, wie weet. (Je bent er toe in staat.)
Vierenveertig jaar. Vier maanden. Vier dagen.
Plus twee.
Veel vieren. En twee kakverjaardagen verder. Ouder worden doe je niet meer. De kinderen des te meer. Zoveel maturiteit. En evenredig veel verdriet. Hoe dóen ze dat toch ook, ouder worden zonder vader. Ik ben zo ongelooflijk trots op hen. Hoe ze het doen. Op hun veerkracht. En hun wil, hun bijzondere wil om er – ondanks alles – het aller-àllerbeste van te maken.
En toch, als de dag zich neerlegt en het donker binnensluipt, komt het verdriet. Het oeverloze, bodemloze verdriet. Dat ze hun papa moeten missen. Dat ze het nu zonder jou moeten doen. Dat ze bang zijn – zo verschrikkelijk hard bang zijn – om ook mij levenloos aan te treffen na een doodgewone (what’s in a name) doordeweekse dag.
Mijn testament ligt klaar. Met een grote focus op het welzijn van de kinderen. Maar het brengt voorlopig nog niet de rust terug in huis en hart. Onze kinderen zijn bang. Bang in het zwartst van de nacht voor een doemscenario zoals dat zich anderhalf jaar geleden op een klaarlichte zomerdag onttrok.
Plus twee.
Twee verjaardagen verder. Geen idee hoe wij jouw vorige verjaardag hebben gevierd. Hoe wij überhaupt dat ganse eerste lange jaar hebben overleefd. Ik heb er geen idee meer van. Alles is een waas. Een sluier van rouw. Van missen en vergissen. Van niet meer weten. Van uitzweten.
Toen we afgelopen zomer jouw eerste sterfverjaardag vierden haalde ik opgelucht adem. ‘Als we dat langste jaar hadden overleefd, dan zou de rest ook wel weer lukken.’
We namen een nieuwe start in Botswana. Daar waar jij ook zo dichtbij voelde. Daarna doken we terug in een lastig en zwaar zorgverhaal in UZ Leuven met Sofia. En voor we het goed en wel beseften walsten we onszelf door die feestdagen. Maar januari kwam en duwde ons hele gezin in een diepe en intense rouwgolf. Je was er niet. Je was er al zoveel keren niet. En de eenzaamheid woog. Woog zo ontzettend hard.
Ja, we hebben een netwerk. Eentje dat we zelfs samen hebben uitgebouwd. Maar aan het einde van de dag, in putteke winter, wanneer iedereen zich terugtrekt in zijn eigen nest, en zich nestelt naast zijn of haar lievelingsmensen, in dàt putteke winter zaten wij moederziel alleen. Vaderziel alleen zou accurater zijn.
Ik zorg, ik blijf zorgen, voor al wie wij graag zien. Maar met jij die weggevallen zijt stel ik mijn eigen hebben en zijn ook hard in vraag. In de shit van elke dag, wie zorgt er dan voor mij? Ik mis zo hard iemand die de Ellen ziet binnen de muren van dit alleenouderschap. Iemand die durft de armen (en het dekentje) rond mij te leggen en míj even klein kan krijgen. De getrooste in plaats van de troostende. Ik mis de nestwarmte die jij me gaf, zodat ik die in vijfvoud kon uitdelen aan iedereen in huis. Ik mis de stille duw in de rug om eens iets voor mezelf te gaan doen in plaats van altijd te gaan gaan gáán voor de kinderen. Ik mis iemand die van tijd tot tijd mijn uit-knop vindt, of die net een extra vatje energie en enthousiasme weet aan te sluiten. Ik mis een goeiemorgen en een slaapwel.
Ik mis het gezien zijn en het graag gezien worden. En ik heb huidhonger.
Ik mis zoveel.
Ik doe mijn best om te navigeren in dit nieuwe leven. Ik durf mijn hart opnieuw open te stellen. Maar navigeren zonder wegenkaart of routeplanner, dat lijkt precies onbegonnen werk. (En vraagt ook zoveel energie.)
Ik ben moe van zoeken. Moe van missen. Moe van jou missen. Moe van wie ik was te missen. Dat vorig leven lijkt precies ook een eeuwigheid geleden.
En toch, vraag me niet hoe, durf ik de dingen vast te pakken, gooi ik me in nieuwe avonturen. (Écht, ge zou me zot verklaard hebben én ge zou mijn grootste supporter zijn geweest tegelijk.) Probeer ik te zoeken naar wat mij energie geeft, wat me zuurstof geeft om de dagen door te kunnen komen. Durf ik mezelf te zien, mijn talenten onder de loep te nemen en te kijken wat ík nog kan en wil bereiken in dit leven.
Want het leven, dat kan van korte duur zijn.
Vierenveertig jaar, vier maanden en vier dagen bijvoorbeeld.
Meer is er jou niet gegeven, dus probeer ik te leven voor twee.
Met vallen en opstaan.
Met verdriet en gemis, heel veel gemis.
Maar verdorie ook met heel veel goesting.
Gelukkige verjaardag, Alexander.
Vierveertig. Plus twee.
Op jou!
Cheers!
PS. Anderhalve week geleden, toen we daar met ons vijf op het hoogste puntje van de Hintertux gletsjer stonden, waren we heel even heel dicht bij jou. We hebben er opnieuw een beetje van jou losgelaten, wij vijfjes. We blijven jou meenemen, op reis, in onze broekzak, dichtbij. En dat zal nooit echt wennen, dat je in mijn broekzak past. Wij hoeven daar ook geen vrede mee te hebben. Maar het dept – een ieniemienie beetje – de tranen. Want in dàt moment zijn we een heel klein beetje terug samen, met ons nest van zes.

woorden van troost vind ik niet…. ik voel met je mee…. dikke knuffel!
LikeLike
zo mooi geschreven grts aan de kids van nonkel ruddy en tante linda
LikeLike
Bestaan er überhaupt woorden van troost om hier neer te pennen? Ik denk van niet… . Dikke knuffel.
LikeLike